Tagtik

José Manuel Fuente: de (enige) klimmer die Merckx bang maakte

De achtste en negende etappe van de Vuelta werden gereden op een zeer moeilijk parcours in Asturië, in de buurt van Limanes, de geboorteplaats van een van de meest onderschatte klimmers uit de geschiedenis van het wielrennen. Een terugblik op het leven en de carrière van José Manuel Fuente...

 

Als u gevraagd wordt een Spaanse klimmer te noemen, is de eerste naam die in u opkomt waarschijnlijk Federico Bahamontes, de Adelaar van Toledo, winnaar van de Tour in 1959, zesvoudig winnaar van de bolletjestrui en beste klimmer in de drie grote rondes.

Een grote onder de groten

Daarna komen waarschijnlijk de namen van Alberto Contador (El Pistolero, de klimmer-tijdrijder met winst in 7 grote rondes), Carlos Sastre (winnaar van de Tour 2008), zijn schoonbroer José Maria Jiménez (El Chava, winnaar van 9 etappes van de Vuelta op zijn palmares, eerste winnaar van de mythische Angliru, die de schoonheid van een aanval verkoos boven een overwinning zonder panache) of zijn naamgenoot Julio Jiménez (de uurwerkmaker van Ávila, drie keer winnaar van de Vuelta en drie keer beste klimmer in de Tour).

We kunnen natuurlijk ook denken aan Pedro 'Perico' Delgado (winnaar van de Tour van 1988) of, veel verder terug in de tijd, Vincente Trueba (‘de vlo’ uit Torrelavega, eerste winnaar van de bolletjestrui in de Tour in 1933) of Julián Berrendero (eerste Spaanse winnaar van de Vuelta in 1941).

De meest onderschatte renner in de geschiedenis

Maar degene waar we het hier over willen hebben is José Manuel Fuente, door veel specialisten de meest onderschatte renner in de geschiedenis van het wielrennen genoemd. Zowel Luis Ocaña als Eddy Merckx spraken over hem als de beste klimmer tegen wie ze ooit hadden gereden.

Deze winnaar van de Vuelta in 1972 en 1974, tweede in de Giro in 1972 en derde in de Tour de France in 1973, won 14 bergetappes (allemaal solo!) in de drie grote rondes. Dat is beter dan Julio Jiménez (12 etappes), Federico Bahamontes zelf (11 etappes) of José Maria Jiménez (9 bergetappes, allemaal in de Vuelta).

In 1974 droeg hij tien dagen lang de roze trui in de Giro d'Italia. Merckx profiteerde van een grote onoplettendheid van de Spanjaard, in een overgangsetappe tussen Pietra Ligure en San Remo, om hem zeven minuten aan te smeren. Fuente had zich laten afzakken tot de wagen van zijn sportbestuurder om wat eten te gaan halen... “Zonder Merckx zou ik deze Giro gewonnen hebben met twintig minuten voorsprong”, zo verklaarde hij. Maar laten we teruggaan naar het begin van ons verhaal...

El Tarangu, de nachtmerrie van Merckx

Onder de grote rivalen van Merckx hebben we het vaak over Luis Ocaña, Felice Gimondi, Roger De Vlaeminck of Freddy Maertens, de laatste twee in de klassiekers. José Manuel Fuente, bijgenaamd El Tarangu, wordt vaak vergeten.

Deze pocketklimmer, even trots als koppig, was niettemin de nachtmerrie van Eddy Merckx in de Giro d'Italia. Deze geboren klimmer met veel aanvalsdrift kon zijn benen niet stilhouden toen de wegen naar omhoog begonnen te gaan. Maar met zijn grote mond had hij weinig vrienden in het peloton, want niet iedereen kon zijn scherpe uitlatingen waarderen.

De prestatie van zijn carrière

De winnaar van de Vuelta in 1972 leverde de prestatie van zijn carrière in de 12e etappe. Hij ontsnapte al in de eerste kilometers om de gele trui van zijn ploegmaat Perurena te beschermen, maar hij ging alleen door en won de rit met negen minuten voorsprong op het peloton met de leiders. Een maand later werd hij tweede in de Giro.

Twee jaar later won hij de legendarische editie van 1974 met een handvol seconden voorsprong op de geduchte Joaquim Agostinho.

Een andere tijd, andere zeden

Om de atypische carrière van deze renner te begrijpen, moeten we eraan herinneren dat in die tijd de Vuelta in april werd gereden, de Giro in mei en de Tour de France in juli. Fuente, die de voorkeur gaf aan de grote ronde in zijn eigen land, kwam vaak volledig uitgeblust aan in de Tour, waar hij slechts mikte op dagzeges in prestigieuze etappes.

In 1971 had hij al de Vuelta en de Giro gereden toen hij zijn debuut maakte in de Tour. Hij mocht in de Tour blijven nadat hij buiten tijd was aangekomen in Marseille en won twee etappes. Maar als iedereen zich het duel tussen Merckx en Ocaña en de val van de Spanjaard op de Col de Mente herinnert, zijn velen vergeten dat Fuente die dag voor spektakel zorgde en solo de rit won met meer dan zes minuten voorsprong op Merckx en Van Impe. De volgende dag won hij opnieuw, nu in de klimtijdrit op Superbagnères, vóór Van Impe, Thevenet, Merckx en Zoetemelk.

1973, Ocaña is te sterk

Twee jaar later keert Fuente terug naar de Tour, met als doel het eindklassement. De Asturiër slaat de Vuelta over en bereidt zich voor in de Ronde van Italië, waar hij teleurstelt, en in de Ronde van Zwitserland, die hij wint. Maar de Tour van 1973 zal niet voor hem zijn, want Ocaña is duidelijk de betere. Fuente valt wel dertig keer aan op de Galibier, maar zonder succes. Hij werd derde in Parijs, zijn beste klassering.

Liefde voor het roze

Wat de geschiedenis zich van Fuente zal herinneren is zijn grote liefde voor de Giro, waar hij de mooiste bladzijden van zijn te korte carrière schreef. Hij won vier keer op rij de bergprijs en had Eddy Merckx in grote moeilijkheden gebracht in de Giro van 1972 en 1974. Fuente, een slechte tacticus maar koppig als een ezel, bleef maar in alle omstandigheden aanvallen. Zijn demarrages werden gevreesd door Eddy Merckx, die nooit direct reageerde op zijn versnellingen en liever probeerde terug te keren op zijn eigen tempo.

Zowel in 1972 (twee etappes, drie dagen in het roze) als in 1974 (5 etappes, 10 dagen in het roze) had Merckx al zijn kennis en sluwheid nodig om Fuente van de eindzege in de Giro te houden. De Kannibaal kan de Giro d'Italia twee keer in zijn voordeel laten uitdraaien door details of door te profiteren van de onoplettendheid van Fuente. Met een tegenstander als Merckx was het altijd opletten geblazen en mocht niets aan het toeval worden overgelaten. Toch was Fuente een van de weinige renners met de mentale en fysieke kracht om de hegemonie van Merckx uit te dagen. Vóór de komst van Miguel Indurain was Fuente de Spanjaard die de meeste dagen in het roze had gereden in de Giro d'Italia.

El Tarangu moest zijn carrière in 1975 om gezondheidsredenen voortijdig beëindigen wegens hepatitis. Hij laat voor eeuwig het beeld na van een kampioen die niet de pure klasse had van Federico Bahamontes, maar die zeker zo goed was als Julio Jiménez. Met zijn korte carrière (amper 6 jaar!) en zijn zeldzame deelnames aan de Ronde van Frankrijk hebben hem niet geholpen om buiten Spanje en Italië de reputatie te krijgen die hij verdiende.

Hij kreeg in 1996 een niertransplantatie en stierf twee maanden later op 50-jarige leeftijd.

PS: de naam ‘El Tarangu’ doet misschien een belletje rinkelen bij de liefhebbers van podcasts. In 2019 maakte AudioCollectief SCHIK een podcastreeks van 6 afleveringen over een verhaal waarover Filip Osselaer het boek “De man die doodging (vervolgens mosselen bestelde, de rekening vroeg en verdween)” schreef.

In de hete zomer van 1996 stroomt het plein voor de kathedraal van Oviedo vol met mensen die afscheid nemen van hun wielerheld El Tarangu. José Manuel Fuente, slechts 50 jaar oud, wordt ten grave gedragen. Maar zeven jaar later zit hij tegenover Lucien van Impe, mosselen te eten in het Vlaamse wielerstadje Geraardsbergen. Lucien kijkt hem in de ogen en weet niet wat hij ziet. Heeft zijn oude rivaal werkelijk zijn dood in scene gezet? Of is hier iets anders aan de hand? Eén ding is zeker, iemand liegt. Maar wie? En vooral, waarom?”, zo omschreef de VPRO de spannende podcastreeks.

(Fausto by Tagtik/picture : Twitter)

Video: José Manuel Fuente @ GIro 1974

Fausto

Fausto

Journalist NL @Tagtik

Ook dit kan u interesseren