

Dit icoon van de alternatieve Amerikaanse rock werd geboren in Barstow in de Californische woestijn in 1954.
Stan Ridgway hield altijd van verhalen vertellen. Die van zijn liedjes, eerst met Wall of Voodoo daarna solo, vermengen zich soms met zijn eigen leven. Bij hem weet men nooit echt goed waar de werkelijkheid ophoudt en de fictie begint. Voor journalisten vormt hij wat men gewoonlijk een "goede klant" noemt. Eenmaal gestart is dit kleurrijke personage moeilijk te stoppen. En de anekdotes, soms onwaarschijnlijk, worden altijd met een glimlach en een machinegeweerachtige snelheid verteld. Hij vertelde mij (en niet alleen aan mij) dat hij op 12-jarige leeftijd voor het eerst een nacht op het politiebureau doorbracht omdat hij verkeersborden had gestolen. Waar of niet waar? Het maakt uiteindelijk weinig uit, soms is het beter om de echte waarheid niet te kennen…
Zonder ooit de hitlijsten te hebben beklommen, verre van dat, heeft de Amerikaanse artiest zich toch een schare trouwe fans weten op te bouwen. Stan Ridgway bezit namelijk in zijn spel troeven die maar weinig andere artiesten kunnen opeisen. Al dit bestond al in de ondertoon in het repertoire van zijn eerste band Wall of Voodoo met syncopische en hallucinante refreinen zoals "Mexican Radio".
Sinds "The Big Heat" (1986), de eerste stappen als soloartiest, heeft Stan Ridgway altijd evenveel belang gehecht aan woorden en muziek, waarbij hij bijna altijd zijn melodieën bezaait met ongewone klankuitvindingen. Dit alles zweeft boven een stem die de ene keer nasaal, de andere keer keelachtig is. Meer dan vier decennia zijn verstreken en de titelsong van zijn eerste album "The Big Heat" is nog steeds met hetzelfde plezier te beluisteren, als een samenvatting van de obsessies van de man: een onwaarschijnlijk verhaal, muziek met westernaccenten, enkele mondharmonica-interventies, cinematografische geluidseffecten en enkele hartverscheurende violen als kroon op het werk. Een klein juweeltje!
Het is dan ook geen toeval dat hij, naast zijn tien studioalbums, regelmatig door de filmindustrie is benaderd. We hadden graag zijn slungelige gestalte in een western (spaghetti of niet) gezien, maar hij heeft zich tot nu toe beperkt tot het bijdragen aan een twintigtal soundtracks. Hij had de lat al heel hoog gelegd in 1983 door samen te werken met Stewart Copland (The Police) voor de muziek van de vreemde maar fascinerende "Rusty James" van Francis Ford Coppola.
Momenteel doet hij het rustiger aan, maar hij heeft nog steeds een scherpe pen. Dat bewijst een van zijn laatste persoonlijke composities, "A Town Called Fate" (2022): Stan Ridgway blijft trouw aan zichzelf met een hernieuwde relevantie. Altijd op zoek naar nieuwe ontmoetingen heeft hij sinds het begin van de jaren 2000 een speelkameraad gevonden in de persoon van Pietra Wexstun, met wie hij drie albums heeft opgenomen (voor zover ik weet), waaronder het interessante "Priestess Of The Promised Land" in 2017. Helaas, sinds de Covid-pandemie is hij niet meer op een podium gesignaleerd…
(DC with Stéphane Soupart - Foto: © Etienne Tordoir)
Foto: Portret van Stan Ridgway gemaakt in Brussel (België) in de salons van het Astoria hotel in de lente van 1986 bij de release van het album "The Big Heat"






Snelkoppelingen